“Hoe kunnen we onze mentale gezondheid beschermen, wanneer we in een overweldigende situatie zijn geweest waarin we geen handelingsperspectief hadden?”
Zoals ik bij het voorbeeld van de haas in het vorige artikel schreef, is ‘bevriezen’ een sterk natuurlijke respons in een bedreigende situatie waarin vechten of vluchten geen opties zijn. Voorwaarde is, dat het alleen gebeurt tijdens de bedreigende situatie en dat daarna alle activiteit weer volledig terugkeert. Het mechanisme is namelijk sterker dan je rationele brein. Het is instinctief. Als dit systeem aan blijft staan terwijl het gevaar is geweken, belemmert het je denken en je voelen. Je blijft in staat van paraatheid, komt niet tot rust. De reden voor het bevriezen is verleden tijd, maar blijft zich aandienen vanuit je stress systeem. Het verleden krijgt dan dus grip op het heden. Je ontspant niet, terwijl je bijvoorbeeld thuis op de bank zit, of ‘s nachts naar het plafond staart omdat je niet in slaap komt.
Hoe zorg je er nu voor, dat je ontspant na een casus waarin je bevroor?
Dat begint met het herkennen en erkennen ervan. En, daar komt ie weer: dat voelt niet lekker. Dat voelt kwetsbaar, bedreigend. In een eerdere bijdrage schreef ik over de casus waarin ik verkeerd was gereden op weg naar de reanimatie van een net geboren baby.
“Lars, je schrijft zo open en eerlijk. Dat is echt prettig!” kreeg ik als reactie van een collega uit het werkveld op mijn bijdrage. Waarvoor dank. Alleen, ook voor mij gaat dat niet vanzelf. Het openlijk erover schrijven lukt mij, omdat ik na de casus mijn drang om het te bagatelliseren, bewust parkeerde. Ik geef een inkijkje in mijn hoofd vlak na die casus en vertel daarna wat ik ermee heb gedaan:
Gelukkig huilde het kindje al voordat de andere ambu ter plaatse was…
Mijn vertraging heeft dus geen invloed op de gezondheid van het kindje gehad….
Het lag aan het MDT, die gaf een verkeerde route aan…
Kak. Ik ben echt verkeerd gereden. Was afgeleid. Heb mijn route niet goed voorbereid. KAK KAK KAK…
In plaats van als eerste aankomen, kwam ik als mosterd na de maaltijd…
Het moment dat tot me doordrong dat ik verkeerd aan het rijden was, wilde ik wel kortstondig van de aarde verdwijnen. Als er een gat in de vloer van de ambu had gezeten, had ik erdoorheen willen zakken. Op dat moment bevroor ik als het ware. Maar dat kon niet, want er was een kindje geboren, dat niet ademde. Dus zette ik alle geleerde technieken in om de stress tegen te gaan, herpakte mezelf en maakte de rit af.
Na afloop ging ik de confrontatie met mezelf aan door samen met mijn collega van de andere ambu tot in detail de route na te bespreken, totdat me duidelijk was waar de fout zat. In gesprekken die ik erna over deze casus heb gevoerd, heb ik ook het bredere perspectief bekeken waarin de fout tot stand kwam. Om te leren. Hoe was de melding? Hoe fit was ik? Welke factoren speelden er nog meer mee? Om te ontwikkelen. En om volledig te ervaren wat de casus met me deed. Met, zoals dat in de literatuur heet, meedogende nieuwsgierigheid. Daar kom ik later nog even op terug.
Ik denk dat ik nu zonder moeite kan schrijven erover, omdat ik het heb verwerkt. De emoties bewust heb herbeleefd, bewust ontspanning heb gezocht in de dagen na die rit. Uren met Django door het bos heb gelopen. Want ik merkte dat het me aangreep. Dat ik ‘moest’ ontspannen om te ervaren wat het werkelijk met me deed. En wat dat mezelf over mezelf te zeggen had. Voelde echt niet fijn, verre van dat.
Als mensen me vragen waarom ik op Instagram zoveel foto’s en filmpjes van mijn hond plaats, antwoord ik soms: “Django is mijn hulphond.” De reactie is dan: “Maar je hebt toch geen PTSS?” “Dat klopt, daar helpt hij me bij.”
Natuurlijk kan ik hier ritten beschrijven, waar het niet om een fout ging, maar om iets afschuwelijks dat ik meemaakte in het werk, maar ik kies bewust voor dit voorbeeld, omdat ik wil benadrukken, dat het niet perse over de netvliesvervuiling gaat, die we opdoen. Het gaat niet alleen maar om de heftigheid van een casus. We hebben een baan met hoge taakeisen en veel regelmogelijkheid. Als de regelmogelijkheid wordt verstoord en we kunnen niet handelen, terwijl dit wel van ons wordt verwacht, dan heeft dat een mentale impact. Of je het nu erkent of niet. Op het moment dat je een mentale blessure oploopt, kun je ervoor kiezen om die te negeren, of te verzorgen. Zo simpel is het, denk ik, zonder te zeggen dat het verzorgen ervan simpel is.
Het LPA beschrijft in de methodiek die we hanteren, dat eigen veiligheid vóór de daadwerkelijke hulpverlening uitgaat. Het vraagt in mijn ogen een cultuurverandering binnen ons werkveld om naast alertheid op fysieke veiligheid ook onze eigen mentale veiligheid scherp in het vizier te krijgen.
In ons vak wordt vaak gesproken over de druppel die de emmer deed overlopen. Het is de zoveelste verschrikkelijke, afgrijselijke, gruwelijke, mensonterende, ontredderde of onveilige situatie waarin een collega verzeild raakte, die de trigger was voor het openen van een kast vol lades in het geheugen.
De trekker van een pistool is een relatief klein onderdeel van het wapen. Hoewel je het geweld van het pistool in werking brengt door de trekker over te halen, zit de kracht van het wapen niet in de trekker zelf. Die zit in de lading, die zorgt voor snelheid van de kogel. Zo is het ook met onze mentale gezondheid. Het is niet die ene casus, of die ene aanblik van de laarsjes naast de sloot. Het is de lading van alle mentale blessures. De onverwerkte ellende.
Laat me duidelijk stellen: ik zeg niet dat wanneer iemand PTSS ontwikkelt, dat dit zijn/haar eigen schuld is, omdat hij/zij de vakmatige ellende onvoldoende verwerkt zou hebben. Ik zeg dit niet en bedoel het ook niet impliciet te zeggen. Hoe het bij ieder persoonlijk werkt, ingrijpt op persoonlijkheid en omstandigheden is zó complex, dat een oordeel van de ene over de andere collega in dit perspectief sowieso misplaatst zou zijn.
Ik pleit voor een groter bewustzijn van onze mentale veiligheid & flexibiliteit en het belang van het behoud ervan. Littekenweefsel zorgt ervoor dat een wond dicht raakt, maar heeft de ellendige eigenschap, dat het niet meer flexibel is, geen pijnprikkel doorgeeft en niet beschermt tegen hypo- of hyperthermie. Hoe kunnen we dan zó voor onszelf zorgen, dat een mentale blessure herstelt en niet tot emotioneel littekenweefsel leidt, dat onze responsflexibiliteit invalideert, waardoor we niet meer soepel met onze emoties om kunnen gaan?
Eén van de collega’s in opleiding vertelde onlangs in de klas, dat hij aanrijdend naar een casus tegen zijn collega zei:
Ik vind het spannend wat deze melding met me zal doen, want ik heb dit privé meegemaakt.”
De casus was goed verlopen en de impact die hij mogelijk achtte, bleef uit. Zijn verhaal bood mij en zijn klasgenoten een hoopvol kijkje in de toekomst waarin we krachtig kwetsbaar in ons vak staan.
In de volgende bijdrage zal ik verder in gaan op meedogende nieuwsgierigheid en een theoretische onderbouwing proberen te geven voor een mildere omgang met onszelf en collega’s.